Algemeen
De hond is een gedomesticeerde ondersoort van de wolf, niet van de coyote, de jakhals of een andere hondachtige maar van de wolf. Al sinds duizenden jaren, de oudste vondsten zijn zelfs al van 35.000 tot wel 36.000 jaar geleden, leeft de hond in het gezelschap van de mens.
De vraag is hoe en waarom de wolf tot huishond werd. In de late laatste ijstijd veranderden de leefomstandigheden van de mens. De dominante bestaanswijze veranderde van nomade in boer, waardoor mensen lange tijd op dezelfde plaats bleven. De “wilde honden” begonnen in deze tijd de nabijheid van de mens op te zoeken en van hun afval te leven. Er kan dus sprake zijn van een zekere co-evolutie.
Rond 1350 werden door Gaston Phoebus in een boek de eerste medische behandelingen beschreven van honden die bij de jacht werden ingezet. In de Nieuwe Tijd werden honden niet meer enkel gehouden om bij de jacht te helpen, te waken, karren te trekken of lasten te dragen, maar ook als gezelschapshond, zoals talrijke schilderijen uit deze tijd tonen. Behalve op het doel begon men ook op het uiterlijk van de hond te letten. Dit leidde in de Moderne Tijd tot de oprichting van de eerste kennelclubs en rasverenigingen.
Vooral in de laatste 200 jaar heeft gericht fokken een explosieve vermenigvuldiging van rassen en varianten veroorzaakt. De herontdekking van de regels van Mendel, de oprichting van kennelclubs en rasverenigingen en de oprichting van de Fédération Cynologique Internationale (FCI) in 1911 leidden ertoe dat vandaag 331 verschillende hondenrassen door het FCI erkend zijn.
Dus al sinds duizenden, duizenden jaren wordt de hond gebruikt voor bewakingstaken, bij de jacht, als herdershond en als trekdier. En nog steeds heeft hij werk als politiehond, waakhond en ook als hulphond, maar de meeste honden worden tegenwoordig gehouden als gezelschapsdier, gewoon gezellig bij ons in huis.